Anti-essentialisme - Verdere verduidelijking en verdediging

In dit artikel willen we reageren op de reactie van Othman el-Hammouchi op ons stuk naar aanleiding van Vermeersch’ zoektocht naar een essentie in de islam. Vooreerst willen we el-Hammouchi bedanken voor zijn reactie. Die maakt het namelijk mogelijk om de oproep tot dialoog waarmee we ons stuk afsloten in praktijk te brengen. Die mogelijkheid willen we in dit stuk aangrijpen.
Met deze tekst willen we een aantal zaken doen. Ten eerste willen we de auteurs reactie aangrijpen om onze eigen positie en de ideeën achter onze reactie op Vermeersch verder te verduidelijken. Ten tweede willen we als deel daarvan ons anti-essentialisme verder verduidelijken en verdedigen door in te gaan op el-Hammouchi’s argument voor het bestaan van een essentie van de Islam. Ten derde willen we ook enkele kanttekeningen plaatsen bij het historisch verhaal dat el-Hammouchi biedt en vanuit onze eigen positie een zekere nuancering aanbrengen in het beeld dat hij schept van de islamitische traditie als een organisch geheel dat gekenmerkt wordt door een harmonieuze eenheid in verscheidenheid.

  1. Levende tradities - onze reactie op Vermeersch uitgediept

In zijn reactie verdedigt el-Hammouchi het bestaan van een essentie van de islam. Hij sluit zijn verdediging af met de volgende woorden:

“Bovendien wil ik als orthodoxe persoon volhouden dat sommige interpretaties van de teksten juist zijn, en sommige fout.”

Dit is volgens ons uiteraard het volste recht van el-Hammouchi, als deelnemer, lid en uitdrager van die traditie. Het was dan ook niet onze bedoeling om te argumenteren dat dit discours illegitiem is. Meer zelfs, het is een  dergelijk discours dat net de traditie uitmaakt en ze in leven houdt. Maar, volgens ons is er een belangrijk verschil tussen het van buitenaf opleggen van wat binnen de traditie als orthodox mag worden gezien en het interpreteren van orthodoxie binnen de traditie zelf.

Om het met andere woorden en wat simpeler te zeggen: de kern van ons betoog was dat het zinloos was om als buitenstaander (in dit geval als niet-gelovige of als niet-moslim) te willen zoeken naar de essentie van de islam, of om dit zelfs als als een zinvolle vraag te zien. Voor deelnemers aan een traditie speelt de vraag naar de essentie uiteraard een rol, en we willen geenszins deelnemers aan een traditie het recht ontzeggen vorm te geven aan wat voor hen de essentie van hun traditie is. Een groot deel van wat een traditie in leven houdt, is volgens ons net dit voortdurende proces van essentie-(her)vorming. Maar het heeft geen zin om als buitenstaander de essentie van een traditie te willen vastpinnen. In het  volgende stuk zullen we verder ingaan op de redenen die we hebben voor dit laatste.   

  1. Het probleem met essenties

El-Hammouchi verdedigt het bestaan van een essentie van de islam als volgt:

“Om te beginnen volgt het uit de aard zelf van de islam als een discursief begrip dat het een essentie moet hebben. Want indien we de essentie van iets beschouwen als de verzameling eigenschappen zonder welke het onherkenbaar zou worden, wordt duidelijk dat het proces zelf van discursieve begripsvorming (waarbij datgene wat gemeenschappelijk is in verschillende voorstellingen word afgezonderd, en wat verschillend is verwijderd) als gevolg heeft dat een gedefinieerd begrip een essentie moet hebben. Als de islam dus geen essentie zou hebben, zouden we er überhaupt niet over kunnen spreken.”

De conclusie die el-Hammouchi trekt, is echter gebaseerd op een bepaalde visie op betekenis, taal en communicatie die niet onproblematisch is. Opdat we over iets zouden kunnen spreken, zou het nodig zijn dat datgene waarover men spreekt door essentiële eigenschappen gekenmerkt wordt. Die essentiële eigenschappen zouden dan de kernbetekenis van het onderwerp uitmaken. Hier zijn wij het niet mee eens. Communicatie is volgens ons perfect mogelijk zonder dat er sprake is van een gedeelde, essentiële betekenis van termen buiten de talige interactie tussen mensen. Onze visie op taal loopt dus parallel aan onze visie op tradities. Het bepalen, bediscussiëren en (her)vormen van de betekenis van termen is immanent aan de praktijk van het spreken. Er is volgens ons geen afdoend argument voor het bestaan van betekenis buiten de praktijk van het spreken zelf. Die praktijk wordt uiteraard gekenmerkt door bepaalde spelregels met hun beperkingen en mogelijkheden - maar daarbinnen is er steeds een zekere ruimte voor verandering. El-Hammouchi’s visie heeft bovendien de vreemde implicatie dat ze discussies over de betekenis van zaken onmogelijk maakt. Communicatie vooronderstelt volgens hem eensgezindheid over de betekenis van datgene waarover gecommuniceerd wordt. Dit impliceert echter dat discussies over betekenis onmogelijk zijn. Men zou in dit geval immers elk een andere betekenis van de term hanteren, waardoor communicatie, indien we el-Hammouchi volgen, onmogelijk zou worden.  

  1. Historische kanttekeningen bij een dergelijke visie op de islam

In zijn stuk stelt el-Hammouchi de doctrinaire geschiedenis van de Islam voor als een die gekenmerkt werd door een organische ontwikkeling van verschillende, elkaar respecterende scholen, die via het systeem van het kalifaat deel uitmaakten van een harmonieuze en conflictloze eenheid in verscheidenheid:

“Het meest opmerkelijke is: nagenoeg elke stroming en school werd als geldig beschouwd door elke andere stroming. Ze gaven geen aanleiding tot schisma’s en oorlogen, zoals in het christendom was gebeurd, en bijgevolg was er geen gecentraliseerde en machtige Kerk nodig om één correcte doctrine op te leggen aan alle gelovigen. Via een organisch proces ontstonden er verschillende orthodoxe en correcte visies, wiens geldigheid volgt uit de logische strengheid van hun methodes, de algemeenheid van hun beschouwingen en de opleiding en spirituele zuiverheid van hun beoefenaars. Diversiteit en orthodoxie werden verenigd.”

Het Ottomaanse Rijk was volgens hem de laatste incarnatie van dit harmonieuze systeem. De val van het Ottomaanse Rijk betekent voor hem dan ook meteen de oorzaak van de teloorgang van deze organische eenheid. De “oorspronkelijke essentie van de islam” kan dan volgens hem alleen teruggevonden worden door een herwaardering van dit systeem.
Hierbij zijn echter grote historische kanttekeningen te plaatsen. Het geïdealiseerde verhaal over een gestroomlijnde islamitische traditie die zich uitstrekt van de periode van de profeet tot het Ottomaanse sultanaat is een beeld dat volgens ons met meerdere korrels zout te nemen is.

Ten eerste is de positie van islamitische geleerden doorheen deze lange periode - gekenmerkt door verschillende politieke en sociale constellaties - meerdere malen drastisch veranderd. Dit resulteerde in specifieke, historisch gesitueerde conflicten. Een bekend voorbeeld is de zogenaamde mihna, ingesteld door de Abbasidische kalief al-Ma’mun. In deze periode werden alle islamitische geleerden die de mu’tazila-doctrine niet erkenden, d.w.z. de doctrine dat de Koran geschapen is, vervolgd. Deze doctrine werd echter na enkele decennia weer afgeschreven. Dit in tegenstelling tot de aanhoudende kritieken geuit door islamitische geleerden op bijvoorbeeld bepaalde sufi-ordes. Discussies omtrent de legitimiteit van bepaalde ordes zijn legio. Ook hier werden er voortdurend mensen vervolgd, gevangen genomen en zelfs ter dood veroordeeld. Waar deze voorbeelden nog als uitzonderingen zouden kunnen worden weggezet, is dat volgens ons niet het geval voor het schisma tussen soennisme en sji’isme. De legitimiteit van de gelovige aan de andere kant van het schisma wordt in dit geval al te vaak in twijfel getrokken of simpelweg ontkend.
Let wel, het is niet onze bedoeling om het omgekeerde te beargumenteren, alsof dit conflictueuze karakter net de essentie uitmaakt van  de geschiedenis. Uiteraard zijn er ook veel voorbeelden van co-existentie te vinden, alsook voorbeelden van geleerden die deze co-existentie doctrinair vastleggen en verdedigen. Volgens ons is er - ook hier - weer geen sprake van een door een essentie gedreven historische ontwikkeling. Noch conflict, noch organische harmonie vormen “de motor achter” de loop van de geschiedenis. Het “organische” en teleologische proces dat el-Hammomuchi beschrijft, zien wij niet in de geschiedenis terug. Wel menen we dat er inderdaad voorbeelden te vinden zijn van harmonie en co-existentie, en dat de mogelijkheid daartoe nog steeds bestaat. Daarom vinden we het belangrijk om onze visie op geschiedenis te verduidelijken. Net zoals voorbeelden van harmonie en co-existentie in het verleden niet het gevolg waren van de onvermijdelijke organische groei van de islamitische traditie, maar net het gevolg van het werk en de interactie van mensen binnen hun specifieke historische context, willen we met onze teksten ook nu trachten om de discussies omtrent islam weg te voeren van de vraag of de islam nu onvermijdelijk gekenmerkt wordt door conflict, dan wel harmonie, en te komen tot het aangaan van dialoog en de uitbouw van de mogelijk tot co-existentie in het hier en nu.

Reacties

Populaire posts